Digitalisatie, pijnzorg en elektroconvulsietherapie
Bekroonde eindwerken Management en Leadership voor artsen
Digitalisatie van de afnameflow van stalen, pijnzorg en elektroconvulsietherapie in eigen huis versus doorverwijzing: dat zijn de onderwerpen van de bekroonde eindwerken van de interuniversitaire permanente vorming ‘Management en Leadership voor artsen’ .
Eind juni studeerde een nieuwe lichting af in de interuniversitaire permanente vormingopleiding ‘Management en Leadership voor artsen’ (MLA).
De opleiding richt zich op artsen uit algemene en psychiatrische ziekenhuizen en zorginstellingen met interesse in een leidinggevende positie (diensthoofd, medisch manager, coördinator zorgprogramma,…). Het programma omvat zowel theorie, toelichting door experten uit het werkveld en universiteit, als de inbreng van eigen casuïstiek.
De deelnemers onderzoeken een intern managementvraagstuk voorgesteld en stellen hun bevindingen daarover voor. Hieronder vindt u een samenvatting van drie bekroonde eindwerken.
Digitalisatie van de afnameflow van stalen
Dr. Ann Verdonck is klinisch bioloog met een uitgesproken interesse in management en procesoptimalisatie. Ze was jarenlang actief als klinisch bioloog en COO in een extramuraal laboratorium, en werkt sinds 2017 in UZ Leuven. Haar onderzoek ging na hoe laboratoriumfouten in de pre-analytische fase verminderd kunnen worden.
Waarover ging uw onderzoek?
Laboratoriumanalyses spelen een sleutelrol in de medische besluitvorming: ze beïnvloeden tot 70% van de klinische beslissingen. 60% van de laboratoriumfouten vinden plaats in de pre-analytische fase, dus vóór de analyse van het staal.
Deze fase omvat onder andere het aanvragen van tests, correcte patiëntidentificatie, staalafname, labeling, transport en voorbehandeling. Fouten in deze fase kunnen leiden tot onnauwkeurige testresultaten en suboptimale patiëntenzorg.
Hoe hebt u dat aangepakt?
Mijn eindwerk bestond uit twee concrete verbeterprojecten:
- De implementatie van een zorgprogramma-gestuurd elektronisch aanvraagsysteem, dat inmiddels voor 90% is uitgerold in ons ziekenhuis en ook in andere ziekenhuizen werd ingevoerd.
- De introductie van pre-gebarcodeerd afnamemateriaal voor alle labotesten, waarvan de uitrol tegen eind dit jaar >75% zal bedragen.
Beide projecten werden nauwgezet opgevolgd via KPI’s, en toonden een duidelijke verbetering van testaanvragen en een daling in pre-analytische fouten. Dit bevestigt dat deze initiatieven een significante meerwaarde bieden. We beschikken nu over robuuste gegevens om verdere optimalisaties te realiseren.
Wat kunnen artsen en ziekenhuisdirecties hieruit leren?
Correcte laboratoriumresultaten afleveren is meer dan het “uitvoeren van analyses”. De volgende quote vat dit treffend samen: “Ordering the right test, for the right patient, at the right time, with the right cost, within the right clinical scope, and performing with the right test method can improve outcomes.”
Bij de implementatie was meer dan 60% van de medewerkers op een of andere manier betrokken . Daarom zijn projectmanagement, overleg, change management, communicatie en opvolging cruciale succesfactoren. Dergelijke projecten vereisen bovendien actieve steun van de directie.
Pijnzorg is meer dan een spuitje
Dr. Raphaël Lapré studeerde geneeskunde en specialiseerde zich in anesthesie & reanimatie. Nadien volgde hij de subspecialisatie pijngeneeskunde. Hij werkt in het ZAS te Antwerpen.
Waarover ging uw onderzoek?
Het ZAS is een groot fusieziekenhuis, ontstaan uit de ziekenhuizen Gasthuiszusters Antwerpen (GZA) en het Ziekenhuis Netwerk Antwerpen (ZNA). ZAS telt verschillende pijnklinieken en multidisciplinaire pijncentra.
De geografische spreiding ervan is ongelijk. Ik heb onderzocht hoe deze geïntegreerd kunnen worden, en hoe we kunnen werken aan de re-integratie van chronische pijnpatiënten.
Hoe hebt u dat aangepakt?
We moeten eerst een onderscheid maken tussen deze entiteiten. Een pijnkliniek zal consultaties, medicamenteuze of interventionele pijntherapieën toepassen. In een multidisciplinair pijncentrum is er een samenwerking tussen paramedici en artsen die patiënten helpen in een holistisch traject waarbij pijnklachten als een geheel worden behandeld.
Het doel is om patiënten weer geschikt te maken voor de arbeidsmarkt. Arbeidsreïntegratie begint bij de bron: de mensen helpen om hun ziekte te begrijpen, de draad van hun leven weer op te pakken en daarbij te focussen op wat nog wel kan. De term 'invaliditeit' zie ik dan ook liefst verdwijnen.
In de toekomst moeten we streven naar een fusie van pijnklinieken en multidisciplinaire pijncentra. Door fusies kunnen we veel beter omspringen met dezelfde middelen en personeel. Daarbij zullen we in ZAS een adequate geografische spreiding moeten voorzien, zodat men voor elke behandeling zowel in Noord-Antwerpen als Zuid-Antwerpen terecht kan. Zorg moet dichtbij zijn, maar ook inclusief.
Wat kunnen artsen en ziekenhuisdirecties hieruit leren?
Pijn is er niet enkel voor een pijnspecialist; elke arts krijgt er mee te maken. Als zorgverleners hebben we een maatschappelijke verantwoordelijkheid om niet louter aan symptoomcontrole te doen, maar om te zorgen dat een patiënt weer kan functioneren in de maatschappij.
We moeten in plaats van een ‘ziektebriefje’ een ‘wat kan ik nog’ briefje opstellen. Hiervoor bestaat echter nog niet de juiste omkadering, wij vragen daarom betere richtlijnen en voorlichting aan patiënten. We moeten ook werkgevers informeren over wat mogelijk is, en een beter wettelijk kader ontwikkelen.
ECT in eigen huis versus doorverwijzing
Dr. Sophie Van der Meersche studeerde geneeskunde en specialiseerde in volwassenpsychiatrie. Ze werkt in PC Sint-Jan-Baptist Zelzate op Vita (afdeling verslavingszorg) en Amplia (forensische zorg voor mensen met een verstandelijke beperking) (2017). Ze is ook verantwoordelijk voor de forensische time-out (FTO) bedden, en is al vier jaar voorzitster van de medische raad.
Waarover ging uw onderzoek?
Elektroconvulsietherapie (ECT) is een doeltreffende, snelwerkende en veilige behandeling voor specifieke indicaties zoals onder andere psychotische depressie, katatonie, acute suicidaliteit. Er wordt een epileptisch insult uitgelokt bij de patiënt die op dat moment onder narcose is.
In mijn eindwerk heb ik onderzocht of het voor PC SJB interessanter zou kunnen zijn om ECT zelf uit te voeren in plaats van door te verwijzen naar het UZ Gent (zoals al jaren gebeurt).
Hoe hebt u dat aangepakt?
Ik luisterde naar de ervaringen van de voormalige hoofdarts van APZ St Lucia in St Niklaas, waar ECT in huis wordt uitgevoerd. Ik heb ook mijn collega-psychiaters bevraagd, en heb voor beide opties de voor- en nadelen in kaart gebracht. Voor het financiële luik ben ik te rade gegaan bij onze financiële directeur, Dhr. Luc Querter.
De huidige werkwijze (doorverwijzen) heeft voor- en nadelen. Een belangrijk voordeel is dat de behandeling altijd beschikbaar is en er een snelle opstart mogelijk blijft. Bovendien kan men rekenen op de grote expertise in het UZ Gent.
Daartegenover staan echter ook enkele nadelen. Hoewel de vervoerskosten beperkt blijven, zijn er aanzienlijke kosten verbonden aan het inzetten van begeleidend personeel. Vaak moet een personeelslid instaan voor het vervoer naar het UZ Gent, dat toch een halfuur rijden is vanuit Zelzate.
Aangezien de patiënt een uur op voorhand aanwezig moet zijn en na de behandeling nog enkele uren ter observatie dient te blijven, is het begeleidend personeelslid in totaal minstens vijf uur niet beschikbaar op de afdeling. Dat heeft een merkbare impact: de ‘handen aan bed’ zijn er niet op momenten waarop ze broodnodig zijn.
Het voorgestelde alternatief heeft dan ook als belangrijk voordeel dat de impact op het personeel op de afdeling zeer beperkt blijft. Daarnaast zijn er geen vervoerskosten verbonden aan deze werkwijze. Voor het APZ betekent dit bovendien een extra bron van inkomsten via afdrachten van artsenhonoraria, al zal daarover onderhandeld moeten worden tussen directie en medisch raad.
Een ander voordeel is dat de psychiatrische opvolging rechtstreeks gebeurt door de behandelend psychiater, zonder dat een tweede psychiater hierbij betrokken moet worden.
Tegenover deze voordelen staan de (eenmalige) kost voor de aankoop van het nodige materiaal en voor de opleiding voor de psychiaters. Daarnaast is de aanwerving van een anesthesist en een anesthesieverpleegkundige noodzakelijk. Aangezien Zelzate niet in de onmiddellijke nabijheid van een algemeen ziekenhuis ligt, kan dit een bijkomende uitdaging vormen.
De conclusie was dat een strategische investering in ECT te overwegen is om financiële efficiëntie en zorgcontinuïteit te optimaliseren. Wel moeten we eerst nog de patiënttevredenheid bevragen en overleggen met de directie.
Wat kunnen artsen en ziekenhuisdirecties hieruit leren?
Het loont om de huidige gang van zaken in je ziekenhuis eens onder de loep te nemen en alternatieven te bekijken, ook al loopt het wel goed (genoeg).
Zelf was ik aangenaam verrast door de jury die heel enthousiast reageerde op het onderzochte alternatief en mij aanmoedigde om dit verder te bespreken met alle betrokken partijen.