Opheffing van de wet niet-conventionele praktijken
De ministerraad keurde een voorontwerp van wet goed "houdende diverse bepalingen inzake gezondheid". Het meest opvallende onderdeel is de opheffing van de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen.
Herman Nys, em.prof. medisch recht KU Leuven, ex-voorzitter VITAZ
Wel komt er een overgangsregeling voor de reeds geregistreerde homeopaten, die hun registratie behouden.
Deze opheffing stond al vermeld in het federaal regeerakkoord.
Daarnaast bevat het voorontwerp nog de volgende wijzigingen.
Wijzigingen in de WUG
De vervanging van een wettelijke erkenningsplicht door een reglementaire verplichting voor beoefenaars van een paramedisch beroep en verduidelijkingen met betrekking tot de Federale Raad voor de paramedische beroepen.
De schrapping van de stage voor klinische psychologen en orthopedagogen.
De verduidelijking van het begrip bekwame helper en dat van zorginstellingen in deze context
De schrapping van de noodzaak om de toelating van apothekers om te vaccineren tegen griep uit te breiden.
Wijzigingen in de Ziekenhuiswet
De verlenging met drie jaar van de overgangsbepaling inzake de vertegenwoordiging van de ziekenhuisartsen in de medische raad van het locoregionaal klinisch ziekenhuisnetwerk.
Wijzigingen in de wet op esthetische genees- en heelkunde
De actualisering van de bijzondere beroepstitels in de heelkunde.
Het voorontwerp wordt voor advies voorgelegd aan de Raad van State.