"Ziekenhuizen krijgen dit jaar 721 miljoen euro aan inhaalbedragen"

In zijn toespraak bij de presentatie van het MAHA-rapport aan ziekenhuisdirecteuren wijst minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke erop dat inhaalbedragen sneller uitbetaald worden. In 2025 gaat het om 721 miljoen euro.

Zoals Artsenkrant al meldde, blijkt uit de jaarlijkse MAHA-studie dat de algemene ziekenhuizen in 2024 een licht positief resultaat konden optekenen dankzij inhaalbedragen uit het verleden en regularisaties voor de covid-periode.

Dankzij "een volgehouden inspanning van de administraties" worden deze inhaalbedragen versneld uitgekeerd, wat de liquiditeit van de ziekenhuizen zal verbeteren, zei Vandenbroucke. In 2025 gaat het om een bedrag van 721 miljoen euro; dit is ongeveer 380 miljoen meer dan in 2024 en bijna 540 miljoen euro meer dan in 2023. 

Vandenbroucke herinnerde ook aan de opdracht om tegen 1 januari 2027 de financiering van het dagziekenhuis te herzien, met het oog op efficiëntiewinsten ten belope van 47 miljoen. In afwachting wordt in 2026 het budget van de ziekenhuizen verminderd met eenzelfde bedrag.  

Budgetten blijven stijgen

"Ik ben me ervan bewust dat ook maatregelen in de farma en bij de artsen onrechtstreeks impact hebben op het budget van de ziekenhuizen", zei Vandenbroucke. "Maar het is belangrijk voor ogen te houden dat de budgetten blijven stijgen."

"De groei van de federale inspanning voor het BFM was meer dan 2 keer groter dan de reële groei van het BNP (1,15%). De toename van de massa van de artsenhonoraria is over de gehele periode ook 2 keer groter dan de groei van het BNP. De federale overheid en de sociale zekerheid hebben rechtstreeks (via het BFM) en onrechtstreeks (via de artsenhonoraria maar ook via de farmaceutische specialiteiten) geïnvesteerd in de ziekenhuizen. En dat was en is nodig."

Verschillen tussen ziekenhuizen

Vandenbroucke kaartte ook de verschillen tussen ziekenhuizen aan. "Sommige ziekenhuizen kunnen investeren en reserves opbouwen, terwijl andere elke euro moeten omdraaien om de balans in evenwicht te houden." Hij haalde uiteenlopende factoren aan als verklaring: de case-mix, de personeelskost, de pensioenlasten en de toegang tot krediet.

De plafonnering van de ereloonsupplementen kwam ook aan bod. "Een stapsgewijze afbouw van supplementen blijft in een solidair gefinancierde gezondheidszorg een belangrijke doelstelling. Ik heb tot op heden nog steeds geen goed onderbouwde uitleg waarom in sommige ziekenhuizen zoveel supplementen gevraagd worden en in andere niet."

"Ik heb van verschillende koepels een eerste aanzet van cijfermatige onderbouw gekregen, maar die bevestigen eigenlijk dat er geen correlatie is tussen de hoogte van supplementen, de hoogte van afdrachten (zowel op het basishonorarium als de ereloonsupplementen), het financieel resultaat en de omzet van ziekenhuizen."

Verder hervormen

Vandenbroucke herhaalde ook nog eens de timing voor de hervormingen van de ziekenhuisfinanciering en van de nomenclatuur.

"Als alles volgens wens verloopt, zouden zowel de hervorming van de nomenclatuur als de hervorming van de ziekenhuisfinanciering rond moeten zijn tegen 2028. De laatste hand wordt gelegd aan de wetenschappelijke voorbereidingen van de hervorming van de nomenclatuur, waarna in 2026 de tijd genomen zal worden voor grondig overleg; en de technische implementatie verder zal worden voorbereid. "